top of page
apport 2024.jpg

APPORT
Jachthondenproef 2024

DE PROEVEN


 

Proef A: Aangelijnd en los volgen

Beschrijving van de proef

  • De hond moet zijn voorjager over een traject van ongeveer 30 meter volgen. Dit traject moet op de heenweg eerst aangelijnd en vervolgens op de terugweg niet aangelijnd worden afgelegd.

  • Het traject heeft de vorm van de letter Z, waardoor de voorjager steeds een haakse bocht met zijn hond aan de binnenkant en een haakse bocht met zijn hond aan de buitenkant moet maken.

  • Tijdens het niet aangelijnd volgen moet de voorjager halsband en lijn in zijn kleding wegstoppen of de lijn om zijn hals hangen, zodat de hond niet gehinderd of aangeraakt kan worden. Het is niet toegestaan de riem in de hand te houden.

  • Tijdens het los volgen wordt tussen de eerste en tweede haak op een afstand van circa 50 tot 75 meter afhankelijk van de plaatselijke-(weers-) omstandigheden een schot gelost met een jachtgeweer, een 9 mm alarm-revolver of een dummy launcher. Indien hiervoor geen vergunning is verleend, mag na overleg met de gedelegeerde een 6 mm alarmpistool worden gebruikt. De schutter is niet zichtbaar. Hij zit in een hutje of staat in de dekking. Het schot komt uit de richting waarin de hond tussen de twee haken loopt.

  • Proef A wordt altijd in combinatie met proef B uitgevoerd.

​

Proef B: Uitsturen en komen op bevel

Beschrijving van de proef

  • De hond moet zonder halsband of lijn worden uitgezonden vanaf het eindpunt van proef A. De keurmeester geeft de richting aan waarheen de hond moet worden uitgezonden.

  • De hond moet op een afstand van ongeveer 30 meter voldoende vrij in beweging zijn.

  • Daarna moet de hond op bevel naar de voorjager komen.

  • De voorjager moet dit bevel onmiddellijk geven, nadat de keurmeester hem dit opdraagt.

  • Proef B wordt altijd in combinatie met proef A uitgevoerd. Na afloop van proef B wordt de hond weer aangelijnd.

​

Proef C: Houden van de aangewezen plaats

Beschrijving van de proef

  • De hond moet zonder halsband of lijn en zonder dat enig voorwerp bij de hond is achtergelaten, de hem aangewezen plaats houden tot zijn voorjager hem weer ophaalt.

  • De voorjager dient één volle minuut buiten het gezichtsveld van de hond te verblijven.

  • De keurmeester dient er op toe te zien dat de hond niet door verwaaiing of de inrichting van de proef kan weten dat zijn voorjager in zijn directe omgeving verblijft.

  • Na circa 30 seconden wordt er op een afstand van circa 30 meter in het verlengde van de hond in open terrein op aanwijzing van de keurmeester, een groene canvas dummy geworpen. De werper roept hierbij eenmalig bijvoorbeeld het woord “partout” ter attentie. De dummy moet voor de hond vanaf de inzetplek zichtbaar op de grond liggen. De werper blijft op de plaats staan vanaf het moment van werpen tot het moment dat de dummy is geapporteerd.

  • Nadat de minuut is verstreken mag de voorjager, op aanwijzing van de keurmeester, de hond ophalen.

  • De proef is beëindigd als de voorjager met de hond de aangewezen plaats verlaat. Hierbij wordt de hond niet aangelijnd. De hond volgt los naar het inzetpunt van proef D.

  • Proef C wordt altijd in combinatie met proef D uitgevoerd. De gebruikte groene canvas dummy weegt ongeveer 500 gram.

​

Proef D: Apport te land

Beschrijving van de proef

  • De hond wordt zonder halsband, los voorgejaagd.

  • De hond moet de bij proef C geworpen dummy apporteren.

  • De valplaats dient zodanig te worden gekozen, dat de hond vanaf de positie bij de voorjager de dummy kan zien liggen.

  • Na beëindiging van proef C volgt de hond zonder lijn of halsband naar een gemarkeerde plek waarvan de keurmeester heeft bepaald dat de hond daar mag worden ingezet. De afstand naar deze plek bedraagt ongeveer 5 meter vanaf de plaats waar proef C is beëindigd. De afstand naar de dummy bedraagt ongeveer 25 meter. Deze ligt zoveel mogelijk in het verlengde van de aflegplek van proef C.

  • De hond mag in opdracht van de keurmeester, worden uitgestuurd om de dummy te apporteren.

  • De voorjager mag tijdens de uitvoering van de proef de hem aangewezen plaats niet verlaten.

  • De hond moet de dummy binnen handbereik van de voorjager brengen.

  • Proef D wordt altijd in combinatie met proef C uitgevoerd. De gebruikte groene canvas dummy weegt ongeveer 500 gram.

​

​Proef E: Apport uit diep water

Beschrijving van de proef

  • De hond wordt zonder halsband, los voorgejaagd.

  • De hond moet een in overzichtelijk, diep water geworpen zogenaamde kunststof grote wilde eend (kleur woerd) van ongeveer 560 gram apporteren.

  • De keurmeester zal de voorjager de plaats wijzen waar vandaan hij zijn hond moet inzetten en waar de hond de eend naar toe moet brengen. Deze plaats zal zodanig worden gekozen, dat deze afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden ongeveer 5 tot 10 meter uit de waterkant ligt en op 10 meter vanaf geweer en werper.

  • De eend moet op een zodanige plaats in het water worden geworpen, dat de hond om de eend te bereiken, moet zwemmen.

  • De valplaats dient zo te worden gekozen, dat de hond vanaf de positie bij de voorjager de eend kan zien vallen.

  • Tijdens het werpen van de eend wordt een schot gelost. Werper en geweer blijven gedurende de hele proef op hun plaats staan. Het schot wordt afgegeven op het moment dat de eend op het hoogste punt is.

  • De keurmeester geeft een seconde nadat de eend is gevallen, een teken aan de voorjager om de eend te laten apporteren.

  • De keurmeester neemt een zodanige positie in dat hij het opnemen van de eend kan zien.

  • De voorjager mag tijdens de uitvoering van de proef de hem aangewezen plaats niet verlaten.

  • De hond moet de eend binnen handbereik van de voorjager brengen.

 

​

​

Proef F: Verloren apport te land

Beschrijving van de proef

  • De hond wordt zonder halsband, los voorgejaagd.

  • De hond moet het in dichte dekking geworpen wild apporteren.

  • Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet, dat de wind uit een richting komt haaks op die, waarin de hond moet worden uitgestuurd.

  • De werper dient vanaf een plaats waar de hond hem niet kan zien, het te apporteren wild werpen en wel zodanig, dat het wild terechtkomt op ongeveer 30 tot 50 meter van de plaats waar de hond wordt ingezet. De afstand is afhankelijk van de aard van de dekking en de plaatselijke omstandigheden. De werper trekt zich terug op een zodanige plaats, dat zijn aanwezigheid en zijn loopspoor op de hond zo weinig mogelijk stimulerend of belemmerend werken.

  • Zo enigszins mogelijk dient de inrichting van de proef zo te zijn, dat voorjager en hond elkaar niet meer kunnen zien nadat de hond, gezien in de algemene richting van de valplaats, zich meer dan vijf meter van zijn voorjager heeft verwijderd. Bij bepaalde terreinomstandigheden kan het nodig zijn om een kunstmatig scherm te plaatsen.

  • De keurmeester zal een zodanige plaats innemen, dat hij het zoeken van de hond kan beoordelen.

  • De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn hond moet inzetten en waar de hond het te apporteren wild naar toe moet brengen. De voorjager mag deze plaats gedurende de gehele proef niet verlaten, tenzij de keurmeester hem dat opdraagt.

​

Proef G: Markeerapport te land

Beschrijving van de proef

  • De hond wordt zonder halsband los voorgejaagd.

  • De hond moet zonder halsband of lijn een voor hem zichtbaar weggeworpen zwarte kraai apporteren.

  • De valplaats dient zodanig gekozen te worden, dat de hond de zwarte kraai niet kan zien liggen voordat hij in de onmiddellijke omgeving van het wild is gekomen.

  • De valplaats mag niet dusdanig opvallen, dat de hond erdoor wordt aangetrokken.

  • Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet, dat de wind uit een richting komt haaks op die, waarin de hond moet uitgaan. Werper en geweer dienen in dit geval bovenwinds van de valplaats van de kraai te staan. De kraai moet van de wind af ongeveer vijf meter schuin naar voren richting voorjager worden geworpen.

  • Direct nadat er is geschoten, dient de werper de kraai met een grote boog van zich af te werpen en wel zodanig, dat de kraai op ongeveer zestig meter van de hond terechtkomt.

  • Werper en geweer blijven gedurende de gehele proef op hun plaats staan.

  • Nadat de voorjager de keurmeester te kennen heeft gegeven, dat hij gereed is om de proef af te leggen, geeft de keurmeester geweer en werper een teken dat zij kunnen starten.

  • De keurmeester zal nadat de kraai is gevallen, na ongeveer drie seconden toestemming geven om de hond uit te zenden. Hij doet dit door de voorjager op de schouder te tikken.

  • De voorjager mag vanaf het moment dat de hond is uitgezonden tot aan het moment dat deze de kraai heeft opgenomen, geen aanwijzingen of commando's geven.

  • De voorjager mag tijdens de uitvoering van de proef de hem aangewezen plaats niet verlaten.

  • Indien om welke reden dan ook onvoldoende zwarte kraaien voorhanden zijn dan mag na toestemming van de gedelegeerde ook een roek worden gebruikt. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat deze door middel van een ontheffing verkregen zijn.

​

Proef H: Apport over diep water

Beschrijving proef

  • De hond wordt zonder halsband, los voorgejaagd.

  • De hond moet een aan de overzijde van een breed, diep water weggeworpen wilde eend apporteren.

  • Het water dient minimaal tien meter en maximaal veertig meter breed te zijn en zo diep, dat de hond om de overkant te bereiken, moet zwemmen.

  • De werper dient op een moment dat de hond hem niet kan zien, de eend op een zodanige plaats te werpen, dat deze, afhankelijk van de breedte van het water en de geaardheid van het terrein, minimaal tien meter en maximaal veertig meter vanaf de kant van het water terecht komt. De werper trekt zich terug op een zodanige plaats, dat zijn aanwezigheid en zijn loopspoor op de hond zo weinig mogelijk stimulerend of belemmerend werken.

  • De valplaats dient zodanig gekozen te worden, dat de hond de eend niet kan zien liggen, voordat hij in de onmiddellijke omgeving van het wild is gekomen.

  • Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet dat de wind uit een richting komt haaks op die, waarin de hond over het water moet worden gestuurd.

  • De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn hond moet inzetten en waar de hond de eend naar toe moet brengen. Deze plaats zal zodanig worden gekozen, dat deze ongeveer drie meter, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, uit de waterkant ligt.

  • De voorjager mag tijdens de uitvoering van de proef de hem aangewezen plaats niet verlaten.

_DSC9399_edited.jpg

Secretariaat
Leo Smits

Merodelaan  6

5688 KL  Oirschot

E. l.smits44@upcmail.nl

T.   04995 735 96 
M. 06 1059 4634

​

bottom of page